Antisemitisme en Jodenvervolging

De Kristallnacht

In de nacht van 9 op 10 november vindt in Duitsland en het geannexeerde Oostenrijk en Sudetenland de door de nazi’s georganiseerde Kristallnacht plaats, de ‘nacht van het gebroken glas’. Bij deze pogrom tegen de Joodse bevolking worden Joden aangevallen (met 92 doden en duizenden gewonden tot gevolg), synagogen in brand gestoken, winkels, bedrijven, scholen, ziekenhuizen, begraafplaatsen en huizen vernield.
Veel Duitsers vluchten naar Nederland.
Zij worden vanaf februari 1939 ondergebracht in het Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork in Drenthe. Vlak voor de Duitse bezetting telt dit kamp ongeveer 750 Joodse vluchtelingen. Na de Nederlandse capitulatie mogen zij het terrein niet meer verlaten.
Begin juli 1942 wordt Westerbork omgedoopt tot Judendurchgangslager (Doorgangskamp voor Joden). Het dient voortaan om Joden, Sinti en Roma naar het oosten te deporteren. Op 15 juli worden de eerste Joden op transport gesteld. Er volgen nog 92 transporten. De meeste gevangenen worden in Auschwitz-Birkenau en Sobibor vermoord.

In totaal heeft het kamp 101.525 Joodse gevangenen geherbergd, veruit de meesten niet langer dan enkele weken en sommigen zelfs maar enkele uren. Ruim tweehonderd Joden weten uit het kamp te ontsnappen.

Endlösung der Judenfrage

Nog vóór de Wannsee-conferentie over de Endlösung der Judenfrage (de definitieve oplossing van het Jodenvraagstuk) van januari 1942 hebben de nazi’s het lot van de Joden binnen hun machtsbereik al bepaald. Op 13 oktober 1941 begint de Aktion Reinhardt, die de systematische uitmoording van de Joden in bezet Polen tot doel heeft. In dit kader worden kampen gebouwd die uitsluitend of grotendeels de uitroeiing van Joden tot doel hebben.

Ongeveer een vijfde van de Poolse bevolking overleefde de oorlog niet. Van de vooroorlogse populatie van 3,3 tot 3,5 miljoen Poolse Joden zijn er 3,0 miljoen vermoord. Daarnaast kwamen 2,6 tot 3 miljoen andere Poolse burgers in de oorlog om het leven.
De overgrote meerderheid van de circa 50.000 Sinti en Roma in Polen is vermoord.

Treblinka, Sobibor, Belzec

In 1942 openden de nazi’s in bezet Polen de vernietigingskampen Treblinka, Sobibor en Belzec. Gezamenlijk vormden deze kampen het hart van de Aktion Reinhard; het plan van de nazi’s om in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk Joden te vermoorden, te beginnen met de Joden in Polen. De codenaam Aktion Reinhard was ontleend aan een van de grondleggers van het plan, Reinhard Heydrich. Na zijn dood op 4 juni 1942 werd de naam in gebruik genomen.[Zie ook https://www.pudv.nl/heydrich/]

Alle drie de kampen lagen in dunbevolkt gebied, direct aan een spoorlijn (Sobibor en Belzec) of dicht in de buurt ervan (Treblinka). De Joden die in een van deze kampen terechtkwamen, werden vrijwel allemaal op de dag van aankomst vergast. Zij die door de nazi’s waren uitgekozen voor diverse werkzaamheden in het kamp werden op een later moment gedood. Niemand werd geacht de vernietigingskampen te overleven.

Hoewel Treblinka, Sobibor en Belzec slechts korte tijd hebben bestaan – al eind 1943 waren de kampen gesloten en afgebroken – zijn er in totaal maar liefst 1,5 miljoen Joden uit verschillende Europese landen vermoord.

Sobibor

Het kamp bij het gehucht Sobibor, in de buurt van Lublin in Oost-Polen, wordt tussen november ’41 en eind april ’42 gebouwd. Op 3 mei 1942 worden de gaskamers in Sobibor in gebruik genomen. De SS-leiding vindt de capaciteit al snel onvoldoende. Daarom worden tussen juni en oktober 1942 grotere gaskamers gebouwd.
Er zijn ten minste 170.000 Joden naar Sobibor afgevoerd, van wie 34.313 uit Nederland, in negentien transporten tussen 2 maart en 20 juli 1943 vanuit Westerbork.

De Joden uit Nederland worden op de dag van aankomst vergast, op ongeveer duizend na die geselecteerd worden om tewerk te worden gesteld. Van hen overleven er achttien.

Verzet

Voor de grote opstand in Sobibor op 14 oktober 1943 zijn er al veel vluchtpogingen geweest. Jules Schelvis beschrijft deze in het standaardwerk ‘Vernietigingskamp Sobibor’. Hoeveel mensen het uiteindelijk gered hebben is niet bekend. Het was moeilijk overleven, zeker als men de taal niet sprak. Polen stonden bovendien niet bekend om hun goedgezindheid jegens Joden.

Hoewel in Sobibor alles in het werk gesteld werd om te voorkomen dat gevangenen konden vluchten, werd eind 1942 en in de eerste helft van 1943 een aantal succesvolle vluchtpogingen ondernomen. Zo heeft een gevangene zich weten te verstoppen in een met kleding volgestouwde trein, die vertrok naar het Westen. Terwijl de trein buiten het kamp op het rangeerterrein stilstond, wist de man door het treinraampje te ontsnappen. Geslaagde vluchtpogingen werden vaak door de SS vergolden met executies.

Eind december weten een timmerman en een metselaar, Müller, te ontkomen door onder het prikkeldraad door te kruipen. Als vergelding wordt op een appel elke tiende man aangewezen en geëxecuteerd. De ontsnapte mannen worden op de vlucht doodgeschoten. Kort daarna werd rondom het kamp een gordel van mijnen gelegd om nieuwe ontsnappingen te voorkomen.

Bron: Kurt Thomas in een brief aan Jules Schelvis, 5 juli 1992; Vernietigingskamp Sobibor pagina 165

In juli 1943 was het twee gevangenen uit het Waldkommando, dat bestond uit Poolse en Nederlandse joden, gelukt hun begeleidende Oekraïense bewaker te doden en met diens geweer te ontkomen. De Poolse joden maakten van de ontstane verwarring onder de bewakers gebruik en probeerden eveneens te ontkomen. Twee van hen werden neergeschoten, dertien weer gevangen genomen, van wie er weer drie in slaagden te vluchten. De Nederlandse joden besloten niet mee te vluchten, omdat ze vreesden zich zonder kennis van het Pools niet te kunnen handhaven. De naar het kamp teruggevoerde Polen werden in aanwezigheid van alle gevangenen geëxecuteerd.

Onder de gevangenen werd steeds meer gesproken over een massale uitbraak, waarbij iedereen de kans moest krijgen het kamp te onvluchten en zijn of haar leven te redden. Een andere diepgekoesterde wens was het onschadelijk maken van de kampen en de wereld te laten weten welke gruwelen er plaatsvonden.

Toen in het voorjaar van 1943 steeds minder transporten aankwamen, deed het gerucht de ronde dat het kamp gesloten zou worden. Volgens veel gevangenen kon dat betekenen dat alle gevangenen die in het kamp werkten vermoord zouden worden. Zo was het immers ook gegaan na de sluiting van Belzec, het andere vernietigingskamp.

De Opstand

In de nazomer van 1943 ontstonden er onder de Joodse werkgevangen van Sobibor geruchten dat het kamp zou worden opgeheven of misschien een andere bestemming zou krijgen. Deze geruchten werden gevoed door de verminderde aanvoer van transporten. Ondanks de uitzichtloze situatie baarde het vooruitzicht van een mogelijke liquidatie grote zorgen, want als Sobibor zou worden opgeheven zouden de werkjoden hetzelfde lot ondergaan als dat van de laatste Joden uit Belzec: een meedogenloze executie. Daarom had zich in het kamp in het geheim een kleine groep gevormd onder aanvoering van de charismatische Poolse Leon Feldhendler. Ze broedden op een mogelijke vlucht. Het bleef echter bij praten omdat er niemand was om een ingewikkelde organisatie op touw te zetten. Dat veranderde op 22 september 1943 toen een transport Joden uit Minsk aankwam, onder wie krijgsgevangen joodse Sovjetsoldaten. Een van degenen die bij aankomst in Sobibor voor werk werd uitgezocht was luitenant Aleksander Pechersky. Hij werd al snel door Feldhendler gepolst om mee te denken. Pechersky ontwierp in korte tijd een vermetel plan. Een essentieel onderdeel was, eerst zoveel mogelijk SS’ers uit te schakelen om dan, na het reguliere appèl, het kamp ordelijk te verlaten, waardoor de talrijke Oekraïnse bewakers op de wachttorens geen argwaan zouden krijgen.

Het kwam onder zijn en Feldhendlers leiding op 14 oktober 1943 tot uitvoering, maar slaagde niet ten volle. Toch konden 365 Joden het kamp ontvluchten, van wie 47 de oorlog hebben overleefd. Degenen die in het kamp achterbleven, vreesden dat zij buiten het prikkeldraad in een vreemd en vijandig land geen kans van overleven hadden, omdat zij het Pools niet machtig waren. Of ze hadden niet genoeg lef. Het was voor het eerst in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog dat in een vernietigingskamp door samenwerkend joods verzet en vernuft twaalf SS’ers en twee bewakers werden gedood. Na de opstand werden, door ongeveer 300 werkjoden die uit Treblinka waren gehaald, alle sporen van het kamp gewist, waarna ze werden gedood.

Op 14 oktober 1943 komt een groep gevangenen in opstand. Twaalf SS’ers en twee Oekraïense bewakers worden gedood en circa 365 Joden weten te ontsnappen. Het merendeel van de vluchtelingen wordt weer gepakt, maar 47 overleven de oorlog.

Na de opstand worden onmiddellijk vrijwel alle overige gevangenen vermoord en wordt het kamp met de grond gelijkgemaakt. Driehonderd Joden uit Treblinka moeten alle sporen uitwissen en worden vervolgens gedood.

Selma Wijnberg is een van de weinigen die Sobibor overleefde. Samen met haar Poolse vriend Chaim Engel wisten ze te ontkomen. Filmmaker Ad van Liempt maakte in 2010 samen met Esmeralda Böhm een documentaire over haar. Met filmbeelden uit ‘Escape from Sobibor’
Selma Engel over het leven in het kamp van de Joodse dwangarbeiders.
Bekijk het fragment van 15:10 – 23:08